In de völkerschauen van Hagenbeck traden zogehten bayadères of tempeldanseressen op. Op dit affiche is een danseres afgebeeld en zijn er verwijzingen naar de cultuur van Zuid-India:
- koyil, een hindoeïstische tempel in de Zuid-Indiase architectuur.
- gopuram, toren boven de toegangspoort van de tempel.
- devadasi, danseres. Devadasi betekent letterlijk: dienares van god. Zij voerden in tempels rituelen en dans uit. Daarnaast waren ook danseressen verbonden aan verschillende hoven in Zuid-India. Hun dansvorm stond bekend als sadir, dasi attam of cinna melam.
- mayura hasta, handgebaar uit de klassieke Zuid-Indiase dans
- bottu, stip aangebracht op het voorhoofd.
- matha patti, sieraden voor de middenscheiding en zijkanten van het voorhoofd.
- sari.
- haarornamenten in de vorm van de maan (links) en de zon (rechts).
- lungi, katoenen omslagdoek door mannen gedragen.
Via tussenpersonen rekruteerde Hagenbeck de tempeldanseressen in Tanjore. De stad gold als het culturele centrum van Zuid-India, daar de kunsten grote ondersteuning genoten van de lokale vorsten. Vanwege de emigratiewetten die in India golden, bracht Hagenbeck zijn groep eerst naar Colombo, hoofdstad van Sri Lanka, om vervolgens per boot naar Europa te reizen. 1