De collectie van het Rijksmuseum omvat een foto waarop drie vrouwen van Indiase afkomst zijn geportretteerd. Mogelijk gaat het om een moeder met haar twee dochters. De jonge vrouw links, zit op het linkerdijbeen van de middelste vrouw, die de hand vasthoudt van de staande vrouw rechts. Dit blogbericht is beperkt tot opmerkingen over de trefwoorden die het museum in de digitale catalogus ´Rijksstudio´ heeft toegekend.1
In de digitale catalogus zijn twee titels opgenomen. Het object zelf bevat, op het passe-partout, de handgeschreven tekst: ‘Britsch-Indische koeliemeisjes.’ Deze oorspronkelijke tekst is in de objectomschrijving opgenomen als tweede titel. De eerste titel bestaat uit de woorden van het museum: ´groepsportret van drie Indiase vrouwen in Calcutta´.
Deze ‘hertiteling’ vloeit voort uit activiteiten van de een werkgroep die sinds december 2015 actief is in de instelling. In samenspraak met belangroepen brengen museumprofessionals etnografische termen, aanduidingen van huidskleur en Eurocentrische in kaart en formuleren vervangende termen.2 Elders op de website licht het Rijksmuseum toe: ‘Koelie – is een denigrerende term voor Aziatische mensen werkzaam in de Nederlandse koloniën. Onze voorkeur gaat uit naar ‘contractarbeider.’’3
Suikerriet
Het systeem van contractarbeid (1834-1920) trad in werking nadat Europese mogendheden slavernij in de overzeese gebiedsdelen afschaften: Groot-Brittannië (1833-1838), Frankrijk (1848) en Nederland (1863). 4
Daar het plantagesysteem gehandhaafd bleef, volgde op de emancipatie van de Afro-Caribische bevolking een economische neergang. Niet alleen werden plantagehouders geconfronteerd met een sterk tekort aan menselijke arbeid, ook nam de concurrentie toe. In 1836, vlak na de afschaffing van de slavernij, beëindigde het Britse parlement de protectiewetten voor suiker uit het Caribisch gebied. Voor suiker uit de Caraïben en uit andere koloniën, bijvoorbeeld Mauritius, golden nu gelijke belastingtarieven. Daarnaast werd gepoogd de suikerrietteelt in India te intensiveren. Onder meer speculanten en plantagehouders uit Jamaica ontgonnen land in de provincies oostelijk Bengalen (nu: Bihar) en de United Provinces of Agra and Oudh (nu: Uttar Pradesh) voor de aanleg van plantages. Deze pogingen werden gestaakt rond 1840, de Indiase suikerrietteelt bleef kleinschalig.5
Onderdrukking én bevrijding
De onvrijheid van de contractarbeid vormt een prominent thema in de geschiedschrijving. Enerzijds wordt het beschouwd als een ‘nieuw systeem van slavernij’, gezien de dwang, exploitatie en gewelddadigheid. Overwegend Westerse academici baseerden zich in de periode 1950 – 1970 op het negentiende-eeuwse debat over abolitionisme, koloniale wetgeving en juridische documenten.6
Vanaf halverwege de jaren 1970 legden wetenschappers die nakomelingen waren van contractanten de nadruk op de ervaringen en beleving van de contractarbeiders. Voorbeelden van protest en verzet, mondelinge geschiedenis, liederen en uitingen van volkscultuur werden toegevoegd aan het bronnencorpus. Aldus werd de complexiteit van het systeem belicht: de contractarbeider was gelijktijdig een symbool van onderdrukking én bevrijding. Het leven in de plantage-economie kon een uitweg bieden aan kaste-onderdrukking, discriminatie op grond van geslacht en seksuele uitbuiting in India.7
Rekruteringsfases
In de digitale catalogus van het Rijksmuseum wordt Kolkata, India, aangeduid als locatie waar de foto is vervaardigd. In het licht van de beschikbare visuele bronnen over contractarbeid, lijkt dit onwaarschijnlijk.
Diverse onderzoekers hebben de rekrutering van contractarbeiders gedetailleerd beschreven en deze onderverdeeld in verschillende fases.8
Het werven van contractarbeiders voor de verschillende koloniën in de Caraïben en de Indische Oceaan was in handen van agentschappen. Het Britse koloniale bestuur bestemde het westelijk gedeelte van de United Provinces of Agra and Oudh (nu: Uttar Pradesh) en oostelijk Bengalen (nu: Bihar) als terrein voor rekrutering. Hier bleken traditionele agrarische methoden niet toereikend om de sterk groeiende bevolking te voeden. Een factor die meespeelde was dat voedselgewassen werden verdrongen door de verplichte teelt van handelsgewassen, zoals opium en katoen voor de Britse textielindustrie.9
Direct na de werving werden contractanten ondergebracht en medisch onderzocht in zogeheten ‘subdepots’. Deze waren gevestigd in handelssteden of plaatsen die op pelgrimsroutes lagen, zoals Agra, Kanpur, Lucknow en Raebareli.10 Vervolgens maakten de contractanten een treinreis naar Calcutta. Vanaf het Howrah Station werden zij begeleid naar het zuidelijk stadsdeel Garden Reach, waar de hoofddepots voor alle bestemmingen waren gevestigd. De laatste fase bestond uit de inscheping en de overzeese reis. 11
Voor dit blogbericht ben ik er niet in geslaagd in de secundaire literatuur of digitale beeldbanken beeldmateriaal te vinden dat de fases in beeld brengt die in India plaatsvonden: de werving, het vervoer en verblijf naar en in depots en de inscheping. Onderzoeker, kunstenaar en curator Sarojini Lewis vond in archieven wereldwijd wel degelijk foto’s van contractarbeiders die zijn vastgelegd tijdens hun zeereis. Zij spreekt evenwel van een ‘archiefstilte’: vrouwen zijn afwezig op deze beelden.12
Calcutta en Madras
Verscheidene databases bevatten werken die sterk overeenkomen met het groepsportret van het Rijksmuseum. De jonge vrouw die geheel links zit, is te herkennen op een individueel portret in de collectie van Houghton Library van Harvard University. Links achter haar is de voet van de zuil zichtbaar, ook het achterdoek met rechts een geschilderde veranda komt overeen. Daarmee lijkt het aannemelijk dat het portret van het Rijksmuseum is vervaardigd door dezelfde maker: Felix Morín. Hij wordt omschreven als een fotogaaf die vanaf 1869 tot de late jaren 1890 een studio had in Port of Spain, de hoofdstad van Trinidad.13 De digitale collectie van het KITLV omvat eveneens een portret waarin het achterdoek duidelijk zichtbaar is.
In de periode 1845-1917 werden 144.000 contractarbeiders van India naar Trinidad verscheept. Zoals eerder geschetst, was de meerderheid van hen afkomstig uit Noord-India. Zij verlieten hun geboorteland via de haven van Calcutta verlieten en duidden zich aan als ‘Kalkatiya’. De vrouwen op het portret van het Rijksmuseum, zouden kunnen behoren tot deze groep. In Trinidad was in kleine minderheid, rond of minder dan tien procent, van de contractanten afkomstig uit Zuid-India. Zij bereikten hun bestemming via de haven van Madras (nu: Chennai) en stonden bekend als ‘Madrasi’. 14. Het is niet uit te sluiten dat Morin zich hier van bewust was, mogelijk gaf hij zelf de titel aan zijn portret van een jongen: ‘Hindo koelie uit Madras’, nu opgenomen in de collectie van het Historisch Centrum Limburg.
- http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.285191. Geraadpleegd op 14 Augustus 2022
- https://www.rijksmuseum.nl/nl/onderzoek/ons-onderzoek/overkoepelend/terminologie. Geraadpleegd op 14 augustus 2022.
- https://www.rijksmuseum.nl/nl/rijksstudio/20160–rijksmuseum/verzamelingen/terminologie?ii=13&p=0. Geraadpleegd op 14 augustus 2022.
- Op het eiland Mauritius, een Britse kolonie, arriveerde de eerste Indiase contractarbeiders in november 1834. Hun komst ging vooraf aan de afschaffing van slavernij op het eiland in februari 1835.Voor de Nederlandse kolonie Suriname werden Indiase contractarbeiders geworven in de periode 1873-1916.
- Ashutosh Kumar, Coolies of the empire. Indentured Indians in the sugar colonies 1830-1920 (Cambridge: Cambridge University Press 2017) 132-133.
- Voor een weergave van deze visie: Kumar, Coolies of the empire, 10; Radjinder Bhagwanbali, Contracten voor Suriname. Arbeidsmigratie vanuit Brits-Indië onder het indentured-labourstelsel 1873-1916 (Den Haag: Amrit 1996) 19-26. https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/146165
- Brij V. Lal, ‘Indian indenture. History and historiography in a nutshell’, Journal of Indentureship 1/1 (2021) 1-15, aldaar 9-12. DOI 10.14293/S2199-1006.1.SOR-HIST.CLSOIB4.v; Ashutosh Bhardwaj en Judith Misrahi-Barak, ‘Introduction: Kala Pani crossings: India in conversation’, in: idem (red.) Kala Pani crossings. Revisiting 19th century migrations from India’s perspective (Londen; New York: Routledge, 2022) 1-16, aldaar 2-4.
- Onder meer: Kumar, Coolies of the empire, 76-118; Bhagwanbali, Contracten voor Suriname, 53-147; Brij V. Lal, Chalo Jahaji. On a journey through indenture in Fiji (Canberra: ANU E-Press, 2012 [2000]) 67-94. http://doi.org/10.22459/CJ.12.2012; Margriet Fokken, Beyond being koelies and kantráki. Constructing Hindostani identities in Suriname in the era of indenture, 1873-1921 (Groningen: Uitgeverij Verloren 2018) 59-114. https://pure.rug.nl/ws/portalfiles/portal/61784133/Complete_thesis.pdf.
- Bhagwanbali, Contracten voor Suriname, 116.
- Fokken, Beyond being koelies and kantráki, 73.
- Bhagwanbali, Contracten voor Suriname, 138.
- Sarojini Lewis: Visuals of Bhojpuri Migrants: Situating the Archive Through a Contemporary Lens/ Silences of Seas: Sea A Non-Archive?, 12 november 2019, https://academies.hypotheses.org/7040
- https://www.flickr.com/photos/caribbeanphotoarchive/albums/72157608816942471/with/3338699359/
- J.C. Jha, ‘Indian heritage in Trinidad’, India Quarterly 28/4 (1972) 364-379, aldaar 364.