Ca. 1875 – 1890 Francis W. Joaque

Francis W. Joaque,´Sippie of Gabon´, ´zusjes uit Gabon´, ca. 1870. Collectie Nederlands Fotomuseum, inv.nr. WMR-901972.

De collectie van het Nederlands Fotomuseum omvat vier werken van Francis Wilberforce Joaque (ca. 1845 – 1893). Op drie van deze werken zijn één of meerdere vrouwen uit Gabon geportretteerd. Joaque kwam ter wereld in Sierra Leone en behoort tot de eerste generatie Afrikaanse fotografen. Tot op heden worden rond de tweehonderd foto’s met aan Joaque toegeschreven, mogelijk bevinden zich reproducties in Nederlandse collecties.

Joaque was actief in de periode dat in West-Afrika de transitie plaatsvond van de trans-Atlantische slavenhandel naar de zogeheten legitieme (ruil)handel: Afrikaanse grondstoffen werden geëxporteerd naar het industrialiserende Europa. Gelijktijdig intensiveerde de Europese kolonisatie  van het continent, ook bekend als de ‘wedloop om Afrika’. Beide ontwikkelingen zijn vastgelegd in het werk van Joaque.

Anoniem, portret van Francis W. Joaque, fotograaf in Fernando Po, ca. 1865. Collectie Biblioteca Nacional de España – via Europeana.

Jörg Schneider, verbonden aan de universiteit van Basel, is gespecialiseerd in Afrikaanse fotografie en onderzocht de levensloop en het oeuvre van Joaque. Hij bezocht musea, bibliotheken en archieven op verschillende continenten die werk bewaren van Joaque. Scheinder spreekt van een ‘sterk gefragmenteerd en slecht gedocumenteerd archief’; uiteenlopende ‘archivale culturen’ bepalen of er toegang wordt verkregen tot fotocollecties, of het maken van digitale kopieën is toegestaan en met welke kosten dit gepaard gaat.1

Francis W. Joaque, foto gemaakt tijdens de tweede expeditie van Savorgnan de Brazza in Gabon, (1880). Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen, inv.nr. RV-A45-21. Via Gallica is het album met vijf foto’s te bekijken, waar Savorgnan de Brazza met de hand de namen van de afgebeelde Afrikanen heeft toegevoegd. https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/btv1b7702008h

Schneider slaagde er in verschillende opdrachtgevers in kaart te brengen, waaronder katholieke missionarissen, koloniale overheden en handelshuizen. Zo werkte de fotograaf tien jaar samen met Pierre Savorgnan de Brazza (1852-1905), die tussen 1875-1885 drie expedities leidde in Gabon en Congo.2

Joaque’s werkterrein bestreek naast Sierra Leone, ook het eiland Biako (destijds Fernando Po geheten) en Gabon – koloniën van respectievelijk Groot-Brittannië, Spanje en Frankrijk. In de Gabonese hoofdstad Libreville vervaardigde Joaque onder meer een album waarin factorijen van Europese handelshuizen als Hatton and Cookson en Wöhrmann zijn vastgelegd.3

Francis W. Joaque, groepsportret van  zes Mpongwe mannen (ca. 1870). Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen,inv.nr. RV-A45-119.

Twee groepsportretten van vier Mpongwe vrouwen en van zes Mpongwe mannen treffen Schneider door Joaque’s spel met symmetrie. Hij wijst op de lijnen en hoeken die de zes mannen creëren door hun geweren in eenzelfde hoek te houden en de kleine afwijkingen van zuivere symmetrie die Joaque zich permitteerde. De compositie met de mannen is, volgens Schneider, hoogstwaarschijnlijk in de vroege jaren 1870 gemaakt in opdracht van de Duitse handelsmaatschappij Wöhrmann.4

De beide werken (RV-A45-122 en RV-A45-119) zijn opgenomen in de collectie van het Museum Volkenkunde, onderdeel van het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). In de digitale catalogus van het NMvW ontbreekt de naam van Joaque. Schneider stelde vast dat Joaque, naar Europees gebruik, de achterzijde van zijn foto’s voorzag van een stempel met het logo van zijn studio. 5 Mogelijk zijn de foto’s in de collectie van het NMvW reproducties, waarbij het logo ontbreekt.

Elite

Francis W. Joaque, Twee vrouwen, ‘Civilized Gabon’, (ca. 1879-1881). Collectie Nederlands Fotomuseum, inv.nr. WMR-901974.

Een van de werken in het Nederlands Fotomuseum is Joaque’s portret van twee vrouwen in hooggesloten kledij. Ze dragen beiden een volumineuze japon met ruches, sierknopen, strikken en een lange sleep. De kledingkeuze kan bezien worden in het kader van overgang van de trans-Atlantische slavenhandel naar legitieme handel.
De twee vrouwen behoorden tot de Mpongwe, die langs de kust van Gabon een elite vormden. Zij wisten deze status te verwerven door een monopolie op handelsrelaties met de Europeanen, die teruggingen tot de zeventiende eeuw. Aanvankelijk bedreigde de beëindiging van de trans-Atlantische slavenhandel de welvaart en autonomie van de Mpongwe. In de veranderende economische, sociale en religieuze structuur wisten zij evenwel hun positie veilig te stellen. Vanaf de jaren 1840 richtten Amerikaanse zendelingen en Franse missionarissen in Gabon een educatief stelsel in, waarin mannen uit de gemeenschap vaardigheden opdeden die hen in staat stelden in dienst te treden van het Franse koloniale bestuur of de Britse en Duitse handelsondernemingen.6

Voor de missie stond een Europese kleedstijl gelijk aan ‘beschaving’ en volgens Rich stonden Mpongwe vrouwen vanaf de jaren 1860 bekend om hun handgemaakte jurken die niet onderdeden voor de mode van Londen en Parijs. Op basis van foto’s, waaronder die van Joaque, concludeert Rich dat Afrikaanse statussymbolen van belang bleven. Een voorbeeld is de traditionele haardracht, de scheiding in het midden was voorbehouden aan gehuwde vrouwen. De Mpongwe vrouwen combineerden zo strategisch Europese en Afrikaanse elementen om hun hoge sociale status en identiteit als toegewijde Christenen uit te dragen.7

Souvenir

Francis W. Joaque, Portret van een Mpongwe vrouw in Libreville (ca. 1875-1882), Collectie Nederlands Fotomuseum, inv.nr. WMR-901973.

Mpongwe vrouwen die niet tot de elite behoorden, droegen vanaf de jaren 1840 eveneens Europees textiel. Hun lichaam werd van de enkels tot de oksels bedekt door een enkele lap die om het lichaam werd gedrapeerd.8 Deze kledingstijl is te zien op een serie van ongeveer vijftig cartes de visite, foto´s op klein formaat. Joaque maakte de serie in Libreville, naar schatting van Schneider in de periode 1875-1882.

In de stad werkten Gabonese mannen als tolken, beambten, arbeiders en ambachtslieden, bovendien ontstond de mogelijkheid voor vrouwen om in hun onderhoud te voorzien als verpleegsters, wasvrouwen, huishoudsters, winkeleigenaren, etc. In Libreville ontstonden vriendschappen en relaties met arbeiders uit andere delen van Afrika, Gabonezen, Europeanen en Amerikanen. Schneider schrijft dat de Mpongwe vrouwen zich lieten fotograferen en hun portret als souvenir schonken aan kennissen, vrienden en geliefden wanneer zij de stad verlieten.9

Op Joaque’s carte de visite in de collectie van het Nederlands Fotomuseum is de vrouw is gevat in een ovaalvormig venster dat contrasteert met het rechthoekige kader. Op de achtergrond loopt een horizontale lijn, enigszins lijkend op de sierlijst van een muur. Dezelfde elementen keren terug in zeven portretten in de collectie van het NMvW.10

Schneider concludeert dat de grote kracht van Joaque lag in portretfotografie. Hij beklemtoont daarbij dat naast koloniale opdrachtgevers als overheden en handelshuizen, Joaque een heterogene Afrikaanse clientèle bediende. Naast Mpongwe vrouwen namen lokale leiders, arbeidsmigranten uit West-Afrika en handelaren plaats voor zijn lens. Nader onderzoek naar foto’s uit uit Sierra Leone, Fernando Po en Gabon in museumcollecties kan wellicht leiden tot een toevoeging aan de werken die van Joaque bekend zijn.


1887 ‘Ashantijnen’

Aantal personen: 16 volwassenen.
In Nederland: 4 december 1886 – 4 januari 1887.
Impresario: onbekend.

Na een verblijf in de Parijse Jardin d’Acclimatation vanaf september, was een groep Ashanti vanaf december 1887 te zien in de ‘Groote Schouwburg’ aan de Rotterdamse Coolsingel en Theater Diligentia in Amsterdam.

Groep Ashanti die in Berlijn te zien was. Fotograaf: Carl Günther. Collectie Etnografiska Museet, Stockholm, inv.nr. 0069.Ie.0003.b

In kranten werd opgemerkt dat de groep, alvorens zij naar Nederland kwam, al een half jaar in de ‘Europese hoofdsteden’ was te zien.  De ‘exhibition ethnografique‘ van de Ashanti was de eerste volkerenshow van West-Afrikanen die plaatsvond in de Jardin d’Acclimatation. Een jaar eerder, in 1886, hadden wetenschappers zich gedistantieerd van de mensententoonstellingen in de zoölogische tuin van de Franse hoofdstad. Mede hierdoor, schrijft onderzoeker Bergougniou, is het niet geheel zeker of de mannen en vrouwen daadwerkelijk uit Ghana, het toenmalige Goudkust, afkomstig waren. 1

Nederlandse bladen spraken van een groep van zestien volwassenen, waaronder tien mannen, en één baby 2 Uit advertenties blijkt dat de groep in Theater Diligentia dagelijks te bezichtigen was van 14.00 – 23.00 uur, bezoekers betaalden voor de eerste rang 0, 49 cent en voor de tweede rang 0, 25 cent. Ieder half uur vond een voorstelling plaats, die bestond uit meerdere krijgsdansen, een bruiloftsdans en gebed.3 Onderzoeker Schneider merkt op dat het optreden van de groep sterk gericht leek op sensatie en spektakel. De kostuums van dierenhuiden en attributen die de groep hanteerde dienden om hun ‘wildheid’ en ‘woeste aard’  te onderstrepen. 4

Vertoog
De Maas- en Scheldebode (1886-1937) plaatste een ondubbelzinnige veroordeling van de mensententoonstelling. De bode gold als het antirevolutionair orgaan voor de eilanden van Zeeland en Zuid-Holland. 5 De religieuze signatuur weerklinkt in de klacht over deze ‘gruwel’:

Maas- en Scheldebode, 30 december 1887.
stem: Theo Goemaat

De kranten verschilden sterk in hun omschrijvingen van de tien mannen en vier vrouwen op het podium. Het nieuws van den dag merkte op: ‘Gelijk men weet, hield deze menschensoort zich nog van tijd tot tijd met menscheneten onledig; iets van dien trek lag, naar men zeggen zou nog in sommiger ogen.’6 De Amsterdamse correspondent van de Goessche Courant typeerde hen als ‘onvervalschte wilden’: ‘afschuwelijk leelijke kerels met hun bijna roetzwarte huid, hun dikke lippen, dichtgekroesde wolharen en hun afzichtelijken grijnslach. […] De vrouwen, zoo mogelijk nog leelijker, zijn veel kleiner en in tijgervellen gehuld […]’ 7

Andere kranten leken onder de indruk van de ‘flinke’ en ‘krachtige’ bouw van vooral de mannen. 8 Het imposante fysiek van de Afrikaanse ‘krijgers’ bracht een anonieme briefschrijver tot overpeinzingen over de Nederlandse soldaten in de Ajeh-oorlog (1873-1942):


N.C.C. ‘De Ashantijnen’, De Amsterdammer, herdrukt in De locomotief, Semarangsch handels- en advertentieblad (14 februari 1888).
stem: Julius Goedhart
Affiche van het optreden van de Ashanti in de Jardin zoologique d’Acclimatation, Parijs. Collectie: Bibliothèque nationale de France, ENT DN-1 (LEVY,Emile/11)-ROUL
error: