De collectie van het Nederlands Fotomuseum omvat vier werken van Francis Wilberforce Joaque (ca. 1845 – 1893). Op drie van deze werken zijn één of meerdere vrouwen uit Gabon geportretteerd. Joaque kwam ter wereld in Sierra Leone en behoort tot de eerste generatie Afrikaanse fotografen. Tot op heden worden rond de tweehonderd foto’s met aan Joaque toegeschreven, mogelijk bevinden zich reproducties in Nederlandse collecties.
Joaque was actief in de periode dat in West-Afrika de transitie plaatsvond van de trans-Atlantische slavenhandel naar de zogeheten legitieme (ruil)handel: Afrikaanse grondstoffen werden geëxporteerd naar het industrialiserende Europa. Gelijktijdig intensiveerde de Europese kolonisatie van het continent, ook bekend als de ‘wedloop om Afrika’. Beide ontwikkelingen zijn vastgelegd in het werk van Joaque.
Jörg Schneider, verbonden aan de universiteit van Basel, is gespecialiseerd in Afrikaanse fotografie en onderzocht de levensloop en het oeuvre van Joaque. Hij bezocht musea, bibliotheken en archieven op verschillende continenten die werk bewaren van Joaque. Scheinder spreekt van een ‘sterk gefragmenteerd en slecht gedocumenteerd archief’; uiteenlopende ‘archivale culturen’ bepalen of er toegang wordt verkregen tot fotocollecties, of het maken van digitale kopieën is toegestaan en met welke kosten dit gepaard gaat.1
Schneider slaagde er in verschillende opdrachtgevers in kaart te brengen, waaronder katholieke missionarissen, koloniale overheden en handelshuizen. Zo werkte de fotograaf tien jaar samen met Pierre Savorgnan de Brazza (1852-1905), die tussen 1875-1885 drie expedities leidde in Gabon en Congo.2
Joaque’s werkterrein bestreek naast Sierra Leone, ook het eiland Biako (destijds Fernando Po geheten) en Gabon – koloniën van respectievelijk Groot-Brittannië, Spanje en Frankrijk. In de Gabonese hoofdstad Libreville vervaardigde Joaque onder meer een album waarin factorijen van Europese handelshuizen als Hatton and Cookson en Wöhrmann zijn vastgelegd.3
Twee groepsportretten van vier Mpongwe vrouwen en van zes Mpongwe mannen treffen Schneider door Joaque’s spel met symmetrie. Hij wijst op de lijnen en hoeken die de zes mannen creëren door hun geweren in eenzelfde hoek te houden en de kleine afwijkingen van zuivere symmetrie die Joaque zich permitteerde. De compositie met de mannen is, volgens Schneider, hoogstwaarschijnlijk in de vroege jaren 1870 gemaakt in opdracht van de Duitse handelsmaatschappij Wöhrmann.4
De beide werken (RV-A45-122 en RV-A45-119) zijn opgenomen in de collectie van het Museum Volkenkunde, onderdeel van het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). In de digitale catalogus van het NMvW ontbreekt de naam van Joaque. Schneider stelde vast dat Joaque, naar Europees gebruik, de achterzijde van zijn foto’s voorzag van een stempel met het logo van zijn studio. 5 Mogelijk zijn de foto’s in de collectie van het NMvW reproducties, waarbij het logo ontbreekt.
Elite
Een van de werken in het Nederlands Fotomuseum is Joaque’s portret van twee vrouwen in hooggesloten kledij. Ze dragen beiden een volumineuze japon met ruches, sierknopen, strikken en een lange sleep. De kledingkeuze kan bezien worden in het kader van overgang van de trans-Atlantische slavenhandel naar legitieme handel.
De twee vrouwen behoorden tot de Mpongwe, die langs de kust van Gabon een elite vormden. Zij wisten deze status te verwerven door een monopolie op handelsrelaties met de Europeanen, die teruggingen tot de zeventiende eeuw. Aanvankelijk bedreigde de beëindiging van de trans-Atlantische slavenhandel de welvaart en autonomie van de Mpongwe. In de veranderende economische, sociale en religieuze structuur wisten zij evenwel hun positie veilig te stellen. Vanaf de jaren 1840 richtten Amerikaanse zendelingen en Franse missionarissen in Gabon een educatief stelsel in, waarin mannen uit de gemeenschap vaardigheden opdeden die hen in staat stelden in dienst te treden van het Franse koloniale bestuur of de Britse en Duitse handelsondernemingen.6
Voor de missie stond een Europese kleedstijl gelijk aan ‘beschaving’ en volgens Rich stonden Mpongwe vrouwen vanaf de jaren 1860 bekend om hun handgemaakte jurken die niet onderdeden voor de mode van Londen en Parijs. Op basis van foto’s, waaronder die van Joaque, concludeert Rich dat Afrikaanse statussymbolen van belang bleven. Een voorbeeld is de traditionele haardracht, de scheiding in het midden was voorbehouden aan gehuwde vrouwen. De Mpongwe vrouwen combineerden zo strategisch Europese en Afrikaanse elementen om hun hoge sociale status en identiteit als toegewijde Christenen uit te dragen.7
Souvenir
Mpongwe vrouwen die niet tot de elite behoorden, droegen vanaf de jaren 1840 eveneens Europees textiel. Hun lichaam werd van de enkels tot de oksels bedekt door een enkele lap die om het lichaam werd gedrapeerd.8 Deze kledingstijl is te zien op een serie van ongeveer vijftig cartes de visite, foto´s op klein formaat. Joaque maakte de serie in Libreville, naar schatting van Schneider in de periode 1875-1882.
In de stad werkten Gabonese mannen als tolken, beambten, arbeiders en ambachtslieden, bovendien ontstond de mogelijkheid voor vrouwen om in hun onderhoud te voorzien als verpleegsters, wasvrouwen, huishoudsters, winkeleigenaren, etc. In Libreville ontstonden vriendschappen en relaties met arbeiders uit andere delen van Afrika, Gabonezen, Europeanen en Amerikanen. Schneider schrijft dat de Mpongwe vrouwen zich lieten fotograferen en hun portret als souvenir schonken aan kennissen, vrienden en geliefden wanneer zij de stad verlieten.9
Op Joaque’s carte de visite in de collectie van het Nederlands Fotomuseum is de vrouw is gevat in een ovaalvormig venster dat contrasteert met het rechthoekige kader. Op de achtergrond loopt een horizontale lijn, enigszins lijkend op de sierlijst van een muur. Dezelfde elementen keren terug in zeven portretten in de collectie van het NMvW.10
Schneider concludeert dat de grote kracht van Joaque lag in portretfotografie. Hij beklemtoont daarbij dat naast koloniale opdrachtgevers als overheden en handelshuizen, Joaque een heterogene Afrikaanse clientèle bediende. Naast Mpongwe vrouwen namen lokale leiders, arbeidsmigranten uit West-Afrika en handelaren plaats voor zijn lens. Nader onderzoek naar foto’s uit uit Sierra Leone, Fernando Po en Gabon in museumcollecties kan wellicht leiden tot een toevoeging aan de werken die van Joaque bekend zijn.